Frederik Deraedt is een varkenshouder en akkerbouwer uit Kemmel. Hij teelt wintergerst, tarwe dorsmais, suikerbieten, spinazie, pootgoed, ajuin en bonen, met als hoofdtak aardappelen. Hij is ook lid van de focusgroep 'aardappelen'.

Hij bemest zijn aardappelen zo veel mogelijk gefractioneerd. Daarvoor neemt hij een bijbemeststaal 4 weken na planten, wanneer de aardappelen bloempot-groot zijn. Hij vindt het een voordeel dat je op die manier op de weersomstandigheden kan inspelen. Als blijkt dat na 4 weken een bijbemesting niet nodig is, doordat genoeg stikstof via mineralisatie uit de bodem wordt geleverd, kan je die bemesting uitsparen. Zijn percelen bezitten allemaal hoge koolstofgetallen, hij kan dus zeker rekenen uit een grote stikstof vrijgave via mineralisatie in natte, warme periodes.

Frederik bemest ook perceelsspecifiek. Hij past de bemesting aan aan de voorteelt, het koolstofgetal van zijn perceel … Zo verlaagt hij zijn bemesting na na spruiten, omdat die veel stikstof nalaten in het perceel. Vorig jaar lag een test-perceel aan bij Frederik, dat deels voorvrucht spruiten, deels voorvrucht mais had. Hij ondervond aan de levende lijve hoeveel verschil er was tussen spruiten en mais als voorvrucht, toen de resultaten van de bijbemest stalen binnenkwamen.  

Ook de mestsoort neemt hij in rekening bij het bemesten van zijn percelen. Op zijn bedrijf heeft Frederick drie types mest: zeugen-, mestvarkens- en biggenmest. Hij kijkt welk type mest het best past bij welke teelt. Dat doet hij door een standaardanalyse per perceel te nemen, zo weet hij de %C, pH en kaliuminhoud. Op basis van de bodemanalyses wordt dan beslist waar welke mestsoort komt en hoeveel.

Frederik werkt ook met rijenbemesting: zo zit de bemesting op de juiste plek en kan hij uitsparen. Hij bespaart er niet alleen mest mee, maar ook tijd en werk door alles in één werkgang te doen. Dit testte hij eerst uit op een enkel perceel, waar hij content was van de resultaten. Hij besliste dit dus op alle aardappelpercelen te proberen. Daar heeft hij nog geen spijt van gehad.

Dit jaar berekenen we voor Frederik het basisbemestingsadvies voor zijn aardappelpercelen. Na het planten van de aardappelen nemen we op 6 van deze percelen bijbemeststalen, en berekenen het bijbemestadvies. We zullen ook een opbrengstbepaling uitvoeren en een nitraatresidu nemen.

Wat is er al gebeurd?

Basis bemestingsadvies 

We rekenden het basis bemestingsadvies voor Frederik uit per perceel. Dit is 70% van de totale bemesting voor het seizoen. Dit advies splitsen we op in dierlijk en kunstmest. Frederick gaf al door welke dierlijke mest hij ging toepassen, we berekenen hoeveel van het advies hij daarmee reeds invulde.

Tabel bemestingsadvies

We zien een lager basis bemestingsadvies bij percelen 5, 6 en 7 (in de voorlaatste kolom). Dat komt omdat de organische bemesting hier hoger ligt. Perceel 8 en 10 zijn perfect vergelijkbaar. We zien dat het advies bij perceel 10 toch veel lager ligt. Dit komt omdat het perceel zo’n hoog koolstofgetal heeft. Een hoog koolstofgetal kan er dus voor zorgen dat je 50 eenheden minder moet bemesten! Perceel 7 en 14 verschillen niet heel veel op vlak van %C en teelt, maar wel op vlak van bemesting. Op deze 2 percelen kunnen we het verschil in mestsoort in kaart brengen dit seizoen.

De perceelsnummers die in het vet gemarkeerd staan, worden opgevolgd. Perceel 1 en 2 wordt opgevolgd door student Emiel Houwy, de andere percelen door B3W. 

Over alle percelen worden verschillen in advies vooral veroorzaakt door dierlijke mest, voorvrucht en koolstofgetal. Doorheen het jaar zullen ze verder worden opgevolgd, wat je hier kan volgen! 

Wat moet nog gebeuren? 

  • Basisbemesting 

  • Planten 

  • Bijbemeststalen 

  • Bijbemesten  

Bedankt om deze blog te volgen! Kom meer te weten: 

Hou zeker onze evenementenpagina in de gaten voor meer uitwisselingsmomenten over bemesting in aardappelen! 

Dit overtuigingsveld wordt opgevolgd door B3W-begeleiders Brecht Catteeuw (brecht.catteeuw@b3w.vlaanderen.be) en Zoë Borry (zoe.borry@b3w.vlaanderen.be) van Inagro.