De zaaitechnieken voor de groenbedekkers van familie Van Vynckt
Inzaaien van vanggewassen Praktijkveld- Teelten en rotatie
- Vanggewassen, groenbedekkers en groenbemesters
De Familie Van Vynckt teelt uien, spruiten, aardappelen en tarwe in de regio van Poeke in Oost-Vlaanderen. Als groenbedekker doen ze vaak beroep op zomerhaver. Ze zijn geïnteresseerd in het effect van de zaaimethode van deze zomerhaver. Zorgt een bepaalde zaaitechniek voor een betere ontwikkeling en doorworteling van de zomerhaver? Dit testen we uit op een van hun percelen.
De opzet
Op het perceel met zomergerst wordt er op de stoppel nog bekalkt en mest gevoerd waarna de stoppel bewerkt wordt met een schijveneg. Hierna wordt zomerhaver ingezaaid met verschillende zaaitechnieken. De zomerhaver bestaat uit een mengsel van twee variëteiten (50% KWS Titant, 50% KWS Opaline). Ook worden er twee verschillende zaaidichtheden gehanteerd.
De verschillende objecten zijn gezaaid aan een zaaidichtheid van 120 kg/ha (object 2 aan 130 kg/ha). De objecten met een * zijn ook gezaaid aan een zaaidichtheid van 80 kg/ha. In totaal liggen er 11 objecten aan.
We volgen de ontwikkeling van de zomerhaver op, kijken naar de bodemverdichting met behulp van penetrografie en volgen het stikstofverloop in de bodem met grondanalyses.
In november 2024 organiseren we een bezoek aan het veld. Het verloop van het perceel kan je in elk geval volgen in deze blog.
Augustus: voorbereidingen en zaai
Ter voorbereiding van de zaai zijn volgende acties uitgevoerd op 23 augustus:
- Grondstaalname 0-90cm diepte voor analyse Nmin
- Penetrografie over het proefgedeelte
Uit de penetrografie (zie figuur) zien we dat rond 35 cm een storende laag aanwezig is. Hierdoor hebben we gekozen om te diepgronden op 40 cm diepte in de objecten met diepgronder.
Op 26 augustus werd de zomerhaver ingezaaid. Om je een idee te geven van hoe dit eruit zag, werd onderstaand filmpje gemaakt. Het inzaaien van de zomerhaver wordt er vanuit verschillende perspectieven in beeld gebracht.
Slechts één week na zaai kwam de haver al mooi boven. Eddy stuurde ons een filmpje, omdat er reeds verschillen te zien waren.
September: de haver komt op
Op 12 september hebben we de haver beoordeeld. De opkomst werd geteld, de gewasstand werd beoordeeld en ook de eerste stikstofstalen werden genomen. Op de foto hieronder zie je al het verschil van wat de zaaitechniek kan doen.
De resultaten van de opkomsttelling spreken voor zich. Er is een duidelijk verschil. Dat het niet direct geregend heeft, blijkt in het nadeel te zijn van de technieken waarbij het zaad eerder los ligt. De objecten gezaaid met de graanzaaimachine staan sneller boven, er staan meer planten en het gewas is uniformer.
Op vlak van opkomstpercentage zijn er ook duidelijke verschillen merkbaar. De graanzaaimachine haalt 50-65 % opkomst, de andere technieken blijven op dit moment nog allemaal hangen tussen 30 en 50%, waar de schijfeg het slechtst scoort met slechts 26% opkomst.
Oktober
Op 9 oktober gingen we opnieuw de haver beoordelen. Aangezien de vorige opkomstcijfers nogal aan de lage kant waren zouden we opnieuw tellen, maar de haver was te veel gegroeid om dit goed tot een einde te kunnen brengen. Uiteindelijk werd alleen de gewasstand beoordeeld. Aan het heterogene gewas te zien, veronderstellen we wel dat er nog planten zijn bijgekomen na de eerste telling.
Over het algemeen zijn er visueel niet veel verschillen zichtbaar. Wat vooral opvalt, is de betere algemene stand en het betere volume bij de objecten (2 en 11) die gezaaid zijn met de graanzaaimachine.
Op 30 oktober werd het gewas opnieuw beoordeeld. De objecten met de graanzaaimachine blijven beter scoren, maar de andere objecten benen bij en de verschillen worden steeds kleiner.
November
Met de TUM in het vooruitzicht hebben we het gewas nog een laatste keer beoordeeld op 20 november. We oogstten ook de groenbedekker. Per object werd een aantal m² afgemaaid met een stoppellengte van ongeveer 5cm. Van de afgemaaide massa bepaalde we de bruto opbrengst bepaald.
De gewasstand toonde terug meer verschillen als voorheen. Object 1 ging er op achteruit, ook objecten 4 en 10 scoorden minder, vergeleken met alle andere objecten. Als we kijken naar de opbrengst, zien we een verschil van 11 ton/ha tussen de minste en de betere objecten. Op een totaal van maximaal 25 ton gaat dit toch over bijna 50% meeropbrengst. Niet alleen zal dit resulteren in een grotere stikstofopname, ook de aanbreng van organisch materiaal is een stuk hoger.
Op 29 november ging de TUM door. We bespraken met alle aanwezigen de ingezette technieken, de resultaten van de beoordelingen en de voor- en nadelen van wat we leerden. Het was een zeer interactieve, interessante namiddag voor alle aanwezigen.
We groeven ook in de objecten wat profielputten, om te beoordelen of er verschillen waren ondergronds op vlak van bijvoorbeeld bewordeling. Wat bleek? Waar de diepgronder was gebruikt bij het zaaien zien we een diepere beworteling dan de andere objecten. Ook dit brengt natuurlijk voordelen met zich mee. Afwachten of we in het voorjaar hier nog verschillen zien!
Gedurende de hele periode volgden we het stikstofverloop in de bodem op. Eind augustus startten we met net geen 80 E N in de 0-90. Met wat mineralisatie bij, zitten we zo boven de limietwaarde in de nitraatresiducampagne (vanaf 1 oktober). De groenbedekker moet dus stikstof opnemen om zo laag mogelijk te eindigen. De grondbewerkingen zelf zorgen ook voor mineralisatie, ook dat werd meegenomen in de evaluatie van de grondstalen.
Hieronder kan je de grafiek zien. We zien al snel bij de eerste staalname na zaai (12/09/2024) dat sommige technieken een redelijke mineralisatie kennen. Vooral de dunner gezaaide haver heeft een hogere mineralisatie vergeleken met de hogere zaaidichtheid. objecten 1, 2 en 3 kennen weinig tot geen mineralisatie. Bij de staalname op 9 oktober zien we quasi alle objecten een duik nemen. de stikstofinhoud varieert hier van 50 tot 70 E, wat toch al aanzienlijk minder is. Ook hier blijven de dunner gezaaide objecten hoger in nitraatresidu. Het is wel duidelijk dat 6 à 7 weken na zaai de stikstofopname van de groenbedekker aan de gang is. Nog eens 3 weken later op 30 oktober, is de stikstofvoorraad serieus gedaald tot 30 à 50 E N. Alle objecten scoren nu laag genoeg voor de campagne. Opvallend: Waar dunner gezaaid is, is de stikstofvoorraad doorgaans hoger. Behalve bij het object met de graanzaaimachine. De betere, uniformere stand en groei zorgt voor een hogere opname, ondanks de lagere standdichtheid. De opname is zelfs beter dan sommige andere objecten aan 120 kg/ha. De zaaidichtheid beïnvloedt dus niet alleen de aanvoer van organisch materiaal, ook de stikstofopname kan verschillen.
Een blik op de praktijk
Met de praktijkvelden ondersteunt B3W landbouwers die een bepaalde goede praktijk willen toepassen op het eigen bedrijf. We volgen via een blog zoals deze, die regelmatig wordt aangevuld, de verschillende acties op die we nemen op het veld, de ervaringen van de landbouwer en de uiteindelijke resultaten. De voorbije jaren werden er nog heel wat praktijkvelden opgevolgd, bekijk zeker eens het overzicht!